koper
![]() |
|
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ko·per
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘metaal’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [1] afgeleid van kopen met het achtervoegsel -er.
- [2] de naam is vermoedelijk een verbastering van "Cyprus".
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | koper | kopers |
verkleinwoord |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | koper | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
koper
- m: persoon die koopt
- Ze konden geen kopers vinden voor hun peperdure huis.
- o: (scheikunde), (element) een scheikundig element met symbool Cu en atoomnummer 29. Het is een roodgeel overgangsmetaal
- Na het veel duurdere zilver is koper de beste geleider van elektrische stroom en van warmte van alle metalen.
Verwante begrippen
Anagrammen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. persoon die koopt
2. scheikundig element met symbool Cu en atoomnummer 29
|
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
koperen |
koper
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koperen
- Ik koper.
- gebiedende wijs van koperen
- Koper!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koperen
- Koper je?
Gangbaarheid
- Het woord koper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "koper" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.