Nederlands

Periodiek systeem der elementen (nld)
H He
Li Be B C N O F Ne
Na Mg Al Si P S Cl Ar
K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe
Cs Ba * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
Fr Ra ** Rf Db Sg Bh Hs Mt Ds Rg Cn Nh Fl Mc Lv Ts Og
* La Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu
** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr
Zwavel
16S
Uitspraak
Woordafbreking
  • zwa·vel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘chemisch element’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1450 [1]
  • De naam zwavel komt uit het sanskriet waar het sulvere werd genoemd.
enkelvoud meervoud
naamwoord zwavel -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zwavelm

  1. (scheikunde), (element), (mineraal) scheikundig element met symbool S en atoomnummer 16. Het is een geel niet-metaal
Verwante begrippen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zwavelen

zwavel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwavelen
    • Ik zwavel. 
  2. gebiedende wijs van zwavelen
    • Zwavel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwavelen
    • Zwavel je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen