• zwa·vel·zuur
enkelvoud meervoud
naamwoord zwavelzuur zwavelzuren
verkleinwoord - -

het zwavelzuuro

  1. (scheikunde) een sterk zuur bestaande uit zwavel, waterstof en zuurstof met een wateronttrekende en bijtende werking
    • Toen de leerling het potje met zwavelzuur over zijn been liet vallen, spoelde de leraar het bijtende spul meteen met overvloedig water af.