• mi·ca
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘glimmer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1778 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mica mica's
verkleinwoord - -

het micao

  1. (mineraal) verzamelnaam voor een grote groep fylosilicaten met de algemene formule (AB2-3X,Si)4O10(O,F,OH)2, (waarin: A =K, Na, Ca, Ba, Cs, B = Al, Li, Fe, Zn, Cr, V, Ti, Mn of Mg en X = gewoonlijk Al soms ook Be, B of Fe)
    • Alle mica's kristalliseren uit in het monokliene kristalstelsel. 
56 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[2]