mica
- mi·ca
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘glimmer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1778 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mica | mica's |
verkleinwoord | - | - |
het mica o
- (mineraal) verzamelnaam voor een grote groep fylosilicaten met de algemene formule (AB2-3X,Si)4O10(O,F,OH)2, (waarin: A =K, Na, Ca, Ba, Cs, B = Al, Li, Fe, Zn, Cr, V, Ti, Mn of Mg en X = gewoonlijk Al soms ook Be, B of Fe)
- Alle mica's kristalliseren uit in het monokliene kristalstelsel.
1.
- Het woord mica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mica" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mica" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be