robijn
- ro·bijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | robijn | robijnen |
verkleinwoord | robijntje | robijntjes |
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘rood edelgesteente’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | robijn | - |
verkleinwoord | - | - |
robijn
- m rode edelsteen
- Zij droeg een halsketting met prachtige robijnen.
- o (mineraal) een vorm van corund (Al2O3) met chroom als onzuiverheid; het mineraal waaruit [1] vervaardigd zijn
-
Robijnkristallen
-
Een geslepen robijn
-
Antieke Viktoriaanse broche bezet met robijnen en diamanten
1.
|
|
- Het woord robijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "robijn" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "robijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be