jarosiet
- ja·ro·siet
- van Duits Jarosit, in 1852 door de Duitse mineraloog A. Breithaupt zo genoemd naar de Barranco Jaroso (Zonneroosjesbeek) in het gebergte Sierra Almagrera in de Spaanse gemeente Cuevas del Almanzora ; de naam is ook passend omdat de kleur van het mineraal doet denken aan die van het soort zonneroosje Cistus ladanifer waarnaar de beek is genoemd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jarosiet | jarosieten |
verkleinwoord | - | - |
het jarosiet o
- (mineraal) geelbruin glanzende verbinding van kalium-ijzersulfaat (KFe3+3(SO4)2(OH)6)
- Bij de productie van zink kwam jaarlijks zo'n 100.000 ton jarosiet vrij, zwaar verontreinigd afval met een hoog ijzergehalte. [1]
- Het woord 'jarosiet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jarosiet" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
14 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Barschot, J. vanHoofdkwartier brengt redding én ondergang (10 februari 2005) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-11-06
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be