marine
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·ri·ne
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘militair zeewezen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marine | marines |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
marine
- (militair) (scheepvaart) v strijdmacht die voor oorlogvoering op zee kan worden ingezet, zeemacht
- ▸ Ze heeft vele mooie herinneringen aan hem en toonde ons wel eens vol trots krantenartikelen en foto’s uit de tijd dat hij Minister van Oorlog en Marine was, tussen 1948 en 1950.[2]
- (kleur) bepaalde donkere kleur blauw
- Heeft u die ook in het marine?
Synoniemen
- [2] marineblauw
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- [1] landmacht, luchtmacht
- marien
Anagrammen
Vertalingen
1. zeemacht
Bijvoeglijk naamwoord
marine
- (kleur) de kleur marineblauw, donkerblauw hebbend
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord marine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "marine" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Kleuren in het Nederlands (nld) (de kleuren zijn slechts indicatief) (zie ook: RAL-kleuren)
Verwijzingen
- ↑ "marine" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Bijvoeglijk naamwoord
marine
- vrouwelijk enkelvoud van marin
Italiaans
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·ri·ne
Bijvoeglijk naamwoord
marine
- vrouwelijk meervoud van marino