luchtmacht
- Geluid: luchtmacht (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlʏxtmɑxt / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈlʏχmɑχt/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈlʏxmɑxt/
- lucht·macht
- In de betekenis van ‘krijgsmachtonderdeel dat strijdt in de lucht’ voor het eerst aangetroffen in 1953 [1]
- samenstelling van lucht en macht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luchtmacht | luchtmachten |
verkleinwoord | luchtmachtje | luchtmachtjes |
- een krijgsmacht in de lucht die bestaant uit vliegtuigen, raketten, projectielen en personeel
- Hij wil erg graag een opleiding bij de luchtmacht doen.
1. een krijgsmacht in de lucht die bestaant uit vliegtuigen, raketten, projectielen en personeel
- Het woord luchtmacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luchtmacht" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "luchtmacht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be