• lucht·macht
  • In de betekenis van ‘krijgsmachtonderdeel dat strijdt in de lucht’ voor het eerst aangetroffen in 1953 [1]
  • samenstelling van  lucht  en  macht 
enkelvoud meervoud
naamwoord luchtmacht luchtmachten
verkleinwoord luchtmachtje luchtmachtjes

de luchtmachtv / m

  1. een krijgsmacht in de lucht die bestaant uit vliegtuigen, raketten, projectielen en personeel
    • Hij wil erg graag een opleiding bij de luchtmacht doen. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]