zwart
  • zwart
enkelvoud meervoud
naamwoord zwart zwarten
verkleinwoord - -

hetzwarto

  1. (kleur) kleur die wordt waargenomen als iets helemaal geen licht weerkaatst of uitstraalt
    • Heeft u die ook in het zwart? 
    • Zwart is de kleur van rouw, van de zondeval en van de Satan die zich afkeert van het Licht.[4] 
    • Grijs, wit en zwart zijn achromatische kleuren en dat betekent letterlijk dat dit kleuren zijn ‘zonder een echte kleur’.[5] 
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen zwartzwarterzwartst
verbogen zwartezwarterezwartste
partitief zwartszwarters-

zwart

  1. (kleur) de kleur zwart hebbend
    • Hij had een zwart pak aan. 
     Nog zo'n typerende zwart-wit-foto is een groepsportret van een stel muzikanten uit Assen. Samen stonden ze bekend als de Showboot, een soort revuegezelschap waarmee ze langs feestzalen gingen. Harry Muskee staat in het midden in zwart kostuum. Hij heeft een grote bas voor zich, de handen op de snaren. Hij kijkt broeierig, hij heeft de blues. Het was op de drempel van de sixties.[6]
     De zwart verkoolde buitenkant omhulde zacht, wit vlees.[7]
  2. (figuurlijk) een donker gelaat of uiterlijk hebbend, opgevat als een etnisch kenmerk
     Een seecker Moorjaen komende in't Sticht van Munster, quam voor een Hecke, alwaer hy niet wel door kon, en een Boer daer ontrent wesende, riep hem om het Hecke open te doen: Den Boer desen zwarten Mensche siende, was vervaert, en dorst niet komen, den Moorjaen begon te schelden, en dreyghde hem te slaen.[8]
     `Zwarte Piet of 'Pietje Pik', zo noemde het volk in de middeleeuwen de duivel.[9]
  3. (figuurlijk) somber, rampspoedig
    • Een zwarte dag. 
    • Een zwart scenario. 
     "Een zwarte dag voor de horeca", zegt chef-kok Rik van de Laar over het overlijden van Boer. Hij begon op 16-jarige leeftijd in De Librije, het eerste en bekendste restaurant van Boer, werkte er zeven jaar en runt inmiddels twee restaurants in Den Haag.[10]
  4. (figuurlijk) clandestien, illegaal
    • Zwart geld 
    • Zwart werken 
  • De pot verwijt de ketel dat die zwart ziet
Een ander iets verwijten of hem aanwijzen als schuldige, terwijl degene die verwijt zich aan hetzelfde schuldig heeft gemaakt

zwart

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
vervoeging van
zwarten

zwart

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van zwarten
  2. gebiedende wijs van zwarten
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[11]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. zwart op website: Etymologiebank.nl
  3. "zwart" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Bijbels zwart is uit, leve de Groene Bijbel, Erik van den Berg, 3 december 2016
  5. Je hebt koel grijs en warm grijs - zie hier het verschil, Lida Thiry, 31 juli 2016
  6. Bronlink geraadpleegd op 11 mei 2025 Weblink bron “Window of my eyes: Harry Muskee en de verloren tijd” (zaterdag 16 januari 2016, 13:44), NOS
  7. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  8. Bronlink Weblink bron
    Jan Pietersz. Meerhuysen
    , Clucht van een Moorjaen en een Boer (1659), uitgever onbekend, Amsterdam in: De geest van Jan Tamboer of Uytgeleeze stoffe voor de klucht-lievende ionckheydt, p. p. 221.
  9. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 14
  10. Bronlink geraadpleegd op 24 april 2025 Weblink bron “Topchefs geschokt door dood Jonnie Boer: 'Hij leerde mij alles'” (23 april 2025), NOS
  11. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

zwart

  1. (kleur) zwart; achromatische kleur die wordt waargenomen als een voorwerp helemaal geen licht weerkaatst of uitstraalt

zwart

  1. (kleur) zwart; de kleur zwart hebbend
  • IPA: /ˈzwɑrt/ (Etsbergs)

zwart

  1. (kleur) zwart

zwart o

  1. (kleur) zwart
enkelvoud meervoud
naamwoord zwart zwarten
verkleinwoord

zwart

  1. (kleur) zwart; achromatische kleur die wordt waargenomen als een voorwerp helemaal geen licht weerkaatst of uitstraalt

zwart

  1. (kleur) zwart; de kleur zwart hebbend
  2. zwart; clandestien, illegaal

zwart

  1. (kleur) zwart; achromatische kleur die wordt waargenomen als een voorwerp helemaal geen licht weerkaatst of uitstraalt

zwart

  1. (kleur) zwart; de kleur zwart hebbend

zwart

  1. (kleur) zwart; achromatische kleur die wordt waargenomen als een voorwerp helemaal geen licht weerkaatst of uitstraalt

zwart

  1. (kleur) zwart; de kleur zwart hebbend

zwart

  1. (kleur) zwart; achromatische kleur die wordt waargenomen als een voorwerp helemaal geen licht weerkaatst of uitstraalt

zwart

  1. (kleur) zwart; de kleur zwart hebbend