pikzwart
- pik·zwart
stellend | |
---|---|
onverbogen | pikzwart |
verbogen | pikzwarte |
partitief | pikzwarts |
pikzwart
- heel zwart, absoluut donker
- Het was een maanloze, pikzwarte nacht.
- Bob had zijn haar geverfd, maar in plaats van donkerbruin was het pikzwart.
- Zijn zwarte gezicht met de dikke lippen joeg de omstanders schrik aan, en ze deinsden terug voor de pikzwarte ogen, waartegen het oogwit opvallend afstak. [1]
1. heel zwart
- Het woord pikzwart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pikzwart" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Thea Beckman en Jan Wesseling (1991). Het wonder van Frieswijck. Amsterdam: CPNB. ISBN 90-70066-92-0
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be