[2] hersenkoraal (Diploria labyrinthiformis)
  • ko·raal
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘poliepenskelettenmassa’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1] [2]
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘kerkgezang’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1612 [1] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord koraal koralen
verkleinwoord koraaltje koraaltjes

het koraalo

  1. (dierkunde) skelet van de koraalpoliep [2]
  2. (neteldieren) een verzamelnaam voor zeedieren van de klasse Anthozoa   (bloemdieren). Het zijn diertjes van maar een paar millimeter die, door hun tentakelkrans, wel wat lijken op een zeeanemoon (zie ook neteldieren). Deze diertjes, ook wel poliepen genoemd, leven vaak in kolonies. Koraalkolonies vormen vaak een onderdeel van koraalriffen
  3. (kleur) een oranjerode kleur, de kleur van koraal
  4. (religie) (muziek) plechtig kerkgezang [3]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]