fuchsia
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fuch·sia
Woordherkomst en -opbouw
- van modern Latijn Fuchsia, een eponiem vernoeming in 1703 naar de 16e eeuwse Duitse botanicus door de Franse botanicus ; in de betekenis van ‘siergewas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fuchsia | fuchsia's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (plantkunde) geslacht, Fuchsia , uit de teunisbloemfamilie
- Zij gaf haar buurvrouw een stekje van de fuchsia.
- ▸ Kijken naar de natuur is geruststellend, zegt ze, en toont een fuchsia.[2]
1. fuchsia
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fuchsia | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
fuchsia o
- (kleur) bepaalde roze kleur, zoals de bloemen van fuchsia's hebben
- Heeft u die ook in het fuchsia?
- ▸ Want Van Roosmalen zit in het centrum van Tiel te werken aan het stukje dat hij die avond zal voorlezen en laat weten dat er een smartlappenfestival gaande is, inclusief in fuchsia geklede koren van 65-plussers.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord fuchsia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "fuchsia" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Kleuren in het Nederlands (nld) (de kleuren zijn slechts indicatief) (zie ook: RAL-kleuren)
Verwijzingen
- ↑ "fuchsia" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Ron Rijghard“Brexit bron voor goede grappen” (18 augustus 2016) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Sabeth Snijders“Een grondig veldonderzoek naar de kneuterigheid van Nederland” (18 oktober 2019) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be