achromatisch
- achro·ma·tisch
- In de betekenis van ‘kleurloos’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Griekse χρώμα 'chrōma' (kleur) met het voorvoegsel a- met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | achromatisch | achromatischer | |
verbogen | achromatische | achromatischere | |
partitief | achromatisch | achromatischers | - |
achromatisch
- (natuurkunde) kleurloos
- (muziek) niet met halve tonen op- of afgaand
1.
- Het woord achromatisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "achromatisch" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "achromatisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ achromatisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be