• zwar·tig
  • afleiding van zwart met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zwartig zwartiger zwartigst
verbogen zwartige zwartigere zwartigste
partitief zwartigs zwartigers -

zwartig [1]

  1. min of meer zwart
     Zwart en latino kiezen voor Obama? Logisch toch, hij is zelf zwart, of zwartig als we toch aan het splitsen zijn, want een blanke moeder en een zwarte vader.[2]
     Na mijn – inderdaad, niet te eten – bord tarwepasta met een zelfgemaakt prutje van tomaat en ui, zet ik thee en breek een flink stuk van de verantwoorde, suikervrije chocola. Dat afbreken op zich is al een hele klus. Maar het opeten vereist nog meer kracht. Het zwartige, droge goedje heeft qua tactiele waarde – hoe het in je mond voelt dus – nog het meeste weg van stopverf.[3]
74 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    PHILIP BRONZWAER
    “Hokjesgeest” (08 nov. 2012), De Telegraaf
  3.   Weblink bron
    MARGRIET MARBUS
    “Margriet at een maand geen suiker: ’Ik ben mooier en 4 kilo lichter’” (02 dec. 2018), De Telegraaf
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be