zwartrok
  • zwart·rok
enkelvoud meervoud
naamwoord zwartrok zwartrokken
verkleinwoord

de zwartrokm

  1. (pejoratief) (religie) priesters en paters uit de rooms-katholieke kerk
     De Ierse schrijver John Naughton vergelijkt Facebook met de katholieke kerk van vijfhonderd jaar geleden. De katholieke kerk was de grootste kerk in 1517, zoals Facebook vandaag de grootste ‘church of technology’ is. Facebook heeft twee miljard actieve leden wereldwijd. Daar kunnen de zwartrokken in het Vaticaan (met hun truttige achterban van een miljard) een puntje aan zuigen.[3]
     Maar het lijkt wel alsof iedere zwartrok viel op een kind. Ook Gijsen schijnt betrapt te zijn op het gluren naar masturberende jongens, en als ik lees hoeveel jongens en meisjes zijn begluurd, betast en verkracht, voel ik mezelf tamelijk abnormaal; dat ik eigenlijk alleen maar val op dames die toch al enigszins volwassen zijn.[4]
74 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[5]
  1. zwartrok op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Kevin van Vliet
    “Wat Facebook en de zwartrokken in het Vaticaan gemeen hebben” (31/10/2017), HP de Tijd
  4.   Weblink bron “Priesters” (16 december 2011), Het Parool
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be