• zwart·wer·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwartwerken
werkte zwart
zwartgewerkt
zwak -t volledig

zwartwerken

  1. betaald werk verrichten zonder daar belasting of sociale premie over te betalen, of betaald werken bij een uitkering
    • Omdat pa met zijn uitkering niet op vakantie kon, besloot hij nog extra bij te verdienen door zwart te werken. 

de zwartwerkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwartwerk