must
- must
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | must | musts |
verkleinwoord | - | - |
de must m
- iets dat beslist nodig is
- Een tweede pluspunt is de opmaak. Het boek is aantrekkelijk vormgegeven, op stevig papier gedrukt en bevat vele kleurenprenten. Voor een boek dat bedoeld is voor een breed publiek en waarin de centsprent zo'n centrale rol speelt is dat natuurlijk een must, maar de vormgever verdient daarmee nog niet minder lof. [3]
- iets dat je beslist moet gaan zien
- Een must was natuurlijk de tentoonstelling over de beginjaren (1860-1870) van het impressionisme in het Grand Palais. [4]
- Het woord must staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "must" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ must op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "must" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Nieuwenhuis, I."Aanstekelijke literatuurwetenschap" in: Vooys. jrg. 32 (2014) Stichting Tijdschrift Vooys, Utrecht; p. 85; geraadpleegd 2018-11-16
- ↑ Heldring, J.L."Vrijaf van de problemen" in: NRC Handelsblad jrg. 24 nr. 209 (7 juni 1994); p. 11 kol. 3; geraadpleegd 2018-11-16
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /mʌst/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
must | musts |
must
- verplichting
- most (gistend vruchtensap)
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to have to |
he/she/it | has to/must |
verleden tijd | had to |
voltooid deelwoord |
had to |
onvoltooid deelwoord |
having to |
gebiedende wijs | have to |
must
must