most
- most
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘nog niet gegist druivensap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | most | mosten |
verkleinwoord | mostje | mostjes |
de most m
- gistend vruchtensap, meestal van druiven
1. gistend vruchtensap, meestal van druiven
- Het woord most staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "most" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "most" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
most
most m
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | most | mosty |
genitief | mostu | mostów |
datief | mostowi | mostom |
accusatief | most | mosty |
instrumentalis | mostem | mostami |
locatief | moście | mostach |
vocatief | moście | mosty |