verplichting
- Geluid: verplichting (hulp, bestand)
- IPA: / vərˈplɪctɪŋ / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /vər.ˈplɪχ.tɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant): /vər.ˈplɪx.tɪŋ/
- (Limburg): /vɛr.ˈplɪx.tɪŋ(g)/
- ver·plich·ting
- Naamwoord van handeling van verplichten met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verplichting | verplichtingen |
verkleinwoord | verplichtinkje | verplichtinkjes |
de verplichting v
- iets dat moet
- Hij was een verplichting aangegaan om het geld binnen 30 dagen te betalen.
- ▸ Hoewel boeren in beide regelingen geld ontvangen om met hun bedrijf te stoppen, verschillen de doelen, middelen en de uitvoerder van de regeling. Wel is er één belangrijke overeenkomst: uitkopen gaat altijd vrijwillig. "Er zal nooit een zweem van verplichting aan zitten", verduidelijkt een woordvoerder van het Interprovinciaal Overleg (IPO).[1]
Verplichtingen aangaan.
1. iets dat moet
|
verplichtingen aangaan
|
- Het woord verplichting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verplichting" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Deze opties hebben boeren om minder stikstof uit te stoten” (25 juni 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be