vereiste
- ver·eis·te
- Naamwoord van handeling van vereisen met het achtervoegsel -te
- afgeleid van vereist met het achtervoegsel -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vereiste | vereisten |
verkleinwoord | - | - |
- datgene waar men niet buiten kan
- basisvereiste, functievereiste, jaarvereiste, klachtvereiste, minimumvereiste, mvv-vereiste, toestemmingsvereiste, vergunningvereiste, vormvereiste
1.
vereiste
- verbogen vorm van de stellende trap van vereist
vervoeging van |
---|
vereisen |
vereiste
- enkelvoud verleden tijd van vereisen
- Ik vereiste.
- Jij vereiste.
- Hij, zij, het vereiste.
- Ik vereiste.
- Het woord vereiste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vereiste" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be