• Afkomstig van het Middelengelse ned.
vervoeging
onbepaalde wijs to  need 
he/she/it  needs 
verleden tijd  needed 
voltooid
deelwoord
 needed 
onvoltooid
deelwoord
 needing 
gebiedende wijs  need 

need

  1. overgankelijk nodig hebben
    «Living things need water to survive.»
    Levende wezen hebben water nodig om te overleven.
  2. modaal werkwoord hoeven
    «You need not go if you don't want to.»
    Je hoeft niet te gaan als je niet wilt.


enkelvoud meervoud
need needs

need

  1. nood, behoefte