nodig
- no·dig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nodig | nodiger | nodigst |
verbogen | nodige | nodigere | nodigste |
partitief | nodigs | nodigers | - |
nodig
- waar behoefte aan is; wat noodzakelijk is
- nogal talrijk
- ▸ Er waren de nodige vervelende lui, die onbeschoft, arrogant of verwend waren en ik deed mijn best om ze te vermijden.[2]
1. waar behoefte aan is
vervoeging van |
---|
nodigen |
nodig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nodigen
- Ik nodig.
- gebiedende wijs van nodigen
- Nodig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nodigen
- Nodig je?
- Het woord nodig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nodig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ nodig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 2,0 2,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be