• no·dig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen nodig nodiger nodigst
verbogen nodige nodigere nodigste
partitief nodigs nodigers -

nodig

  1. waar behoefte aan is; wat noodzakelijk is
    • Hij had het nodige gedaan om er een succes van te maken. 
     Zelf moest ik ook erg nodig naar de wc, maar ik durfde na dit verhaal absoluut niet meer naar buiten.[2]
     Met natuurlijk dit verschil dat het toen niet nodig was om de stammen boven open vuur te houden als je ze samen moest voegen.[3]
  2. nogal talrijk
     Er waren de nodige vervelende lui, die onbeschoft, arrogant of verwend waren en ik deed mijn best om ze te vermijden.[2]
vervoeging van
nodigen

nodig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nodigen
    • Ik nodig. 
  2. gebiedende wijs van nodigen
    • Nodig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nodigen
    • Nodig je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. nodig op website: Etymologiebank.nl
  2. 2,0 2,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be