• no·di·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord nodiger nodigers
verkleinwoord - -

de nodigerm

  1. iemand die nodigt

nodiger

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van nodig
51 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be