behoefte
- be·hoef·te
- In de betekenis van ‘wat men nodig heeft, gebrek’ voor het eerst aangetroffen in 1253 [1]
- Naamwoord van handeling van behoeven met het achtervoegsel -te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | behoefte | behoeften, behoeftes |
verkleinwoord | (behoeftetje) | (behoeftetjes) |
de behoefte v
- iets wat benodigd of zeer wenselijk is
- Ik kan mezelf niet in eigen behoeften voorzien.
- ▸ Tijdens de diensten luisterde ik zelden naar wat de predikant te vertellen had, omdat ik het vaak niet eens was met wat hij verkondigde. Het was te ver verwijderd van de alledaagse werkelijkheid en de realiteit van menselijke emoties, behoeftes en imperfecties.[2]
- behoefte hebben aan: iets heel erg nodig hebben
- ▸ Na twintig jaar hard werken in glimmende kantoorgebouwen had ik behoefte aan meer natuur en avontuur.[2]
- behoefte doen: poepen
- De hond doet zijn behoefte in de goot naast het trottoir.
- [1]: behoefte aan iets hebben
iets nodig hebben
1. iets wat benodigd is
behoefte aan iets hebben
- Het woord behoefte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "behoefte" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "behoefte" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be