• zwart·blaar
enkelvoud meervoud
naamwoord zwartblaar zwartblaren
verkleinwoord

de zwartblaarv / m

  1. zwart runderras met witte plekken op de kop
     Veehouders van blaarkoppen en andere zeldzame runderrassen zijn opgelucht: dit jaar vallen hun bijzondere koeien niet onder de strenge fosfaatregels. Staatssecretaris Van Dam besloot gisteren de zeldzame rassen te ontzien bij het terugdringen van het mestoverschot. Voor biologisch boer Arjen Boer uit Enumatil betekent dit dat hij het zwartblaar kalfje dat vanochtend is geboren, kan houden.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Groninger blaarkop is gered, zij het alleen in 2017” (14-04-2017), NOS