zwartgekleed
- zwart·ge·kleed
- samenstelling van zwart en gekleed
stellend | |
---|---|
onverbogen | zwartgekleed |
verbogen | zwartgeklede |
partitief | zwartgekleeds |
zwartgekleed
- (vrijwel) volledig zwarte kleren aan hebbend.
- Hij is op zondag zwartgekleed.
- Het woord zwartgekleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.