nero
ˈnero
- ne·ro
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘wreedaard’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1784 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nero | nero's |
verkleinwoord | - | - |
de nero m
- Het woord nero staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nero" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "nero" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ nero op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | nero | neri |
vrouwelijk | nera | nere |
nero