• ge·meen·kun·nig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gemeenkunnig gemeenkunniger gemeenkunnigst
verbogen gemeenkunnige gemeenkunnigere gemeenkunnigste
partitief gemeenkunnigs gemeenkunnigers -

gemeenkunnig

  1. bij het aanduiden van een levend wezen door een woord de sekse daarvan in het midden latend
     Een zelfstandig naamwoord is gemeenkunnig als het, een levend wezen aanduidend, de sekse daarvan in het midden laat, taalkundig geformuleerd: niet voor het kenmerk [V] of [M] gespecificeerd is.[1]
  1.   Weblink bron
    Albert Sassen
    “Inleidende opmerkingen over ‘taal en sekse’ in Nederland”