gemeen
- ge·meen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gemeen | gemener | gemeenst |
verbogen | gemene | gemenere | gemeenste |
partitief | gemeens | gemeners | - |
gemeen
- beneden de gordel, buiten alle regels
- Hij gaf hem een gemene trap.
- moeilijk, onaangenaam, vervelend
- Een gemene pijn.
- ▸ De rit van Mulhouse naar La Planche des Belles Filles is er een om naar uit te kijken. De naam van de finishplek klinkt idyllisch, maar het is een gemene beklimming van 7 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage van 8,7 procent, en op het einde een onverharde sectie.[3]
- gemeenschappelijk
- ▸ De boeken hebben één ding gemeen: je zou ‘enorm veel missen als je ze in de originele taal zou lezen, in ieder geval de uitzonderlijk eigen stijl waarin ze geschreven zijn’.[4]
- ▸ In de pelgrimstochten die ik in het verleden heb gelopen, de boeddhistische 88 Tempels tocht in Japan en de katholieke Camino de Santiago in Spanje, speelt het geloof een belangrijke rol. De PCT heeft geen religieuze wortels behalve verwondering over de natuur. Opvallend is dat al deze trails wel één ding gemeen hebben: Trail Angels.[5]
- (verouderd) gebruikelijk, gewoon, normaal
- ▸ .'De gemene man' en 'het gemene volk' - nu en dan tref je deze uitdrukkingen aan als verzamelnamen voor de 'gewone mensen'. Ze raakten in zwang in de 17de eeuw, toen gemeen 'alledaags, eenvoudig, gewoon' en 'onaanzienlijk' betekende[6]
- [1] doortrapt, vals, vilein
- [3] gemeenschappelijk, gezamenlijk
- [1] gemenerik
- [3] gemeenschappelijk, gemeengoed, gemeenplaats, gemeenschap, gemeente
- [4] algemeen
- [1] (intensivering) ingemeen
- [3] algemeen, handgemeen
- [3] collectief
- [1]: Een ezel stoot zich in 't gemeen, geen tweemaal aan dezelfde steen
Iemand zal toch wel zo snugger zijn om een fout niet nog eens te maken?
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gemeen | |
verkleinwoord |
het gemeen o
- het gemeenschappelijke
- Die twee soorten hebben in het gemeen dat ze beide zoogdieren zijn.
- Het woord gemeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gemeen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ "gemeen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gemeen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
- ↑ Weblink bron Emilia Menkveld“Vijf Nederlandse vertalers maken kans op Filterprijs 2020” (13 maart 2020), de Volkskrant
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “'Recht en slecht'” (3 januari 2013), Trouw
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be