Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·meen·plaats
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gemeenplaats gemeenplaatsen
verkleinwoord gemeenplaatsje gemeenplaatsjes

Zelfstandig naamwoord

gemeenplaats v / m [3]

  1. (taalkunde) veelvuldig gebruikt gezegde waarvan men de oorspronkelijke kracht niet meer voelt
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen