ingemeen
- in·ge·meen
- intensiverende afleiding van gemeen (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | |
---|---|
onverbogen | ingemeen |
verbogen | ingemene |
partitief | ingemeens |
ingemeen
- erg grof, heel onaangenaam
- Ze noemen het in hoge mate: ‘weerzinwekkend, goor, ingemeen, vies, een stuk slechts genoegen gevend aan die personen, welke tuk zijn op en zich verlustigen in zulke vuiligheden’. [1]
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en ingemeen.
- Het woord ingemeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ingemeen" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Schillings, H.Toneel en theater in Limburg in de 19e en 20e eeuw. (1976) Van Gorcum, Assen/Amsterdam; ISBN 902321451X; p. 93;geraadpleegd 2015-07-24
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be