• kloek·moe·dig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kloekmoedig kloekmoediger kloekmoedigst
verbogen kloekmoedige kloekmoedigere kloekmoedigste
partitief kloekmoedigs kloekmoedigers -

kloekmoedig

  1. flink en moedig handelen
     Daarom geeft de apostel deze troost, dat wij het onderpand des Geestes hebben (2 Kor. 5:5), waardoor wij vast en zeker mogen gaan en altijd kloekmoedig kunnen zijn, wetend dat ons het hemels erfgoed niet ontgaan kan.[1]
     Kloekmoedig was het hart, dat zingen kon, met de dood voor ogen.[2]
41 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron
    Meditatie
    “Naar huis” (13-11-2012), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron
    Jan van ’t Hul
    “Zes psalmen in de nacht” (31-03-2015), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be