dapper
- dap·per
- In de betekenis van ‘flink, sterk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
- In de betekenis van ‘moedig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1637 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | dapper | dapperder | dapperst |
verbogen | dappere | dapperdere | dapperste |
partitief | dappers | dapperders | - |
dapper
- geen angst voor gevaar tonend
- De dappere ridder redde de prinses.
- De dappere journalist durfde zijn mening te laten horen toen alle andere mensen hun mond hielden.
- ▸ Gedurende het dappere maar zinloze verzet brachten ze drie Duitse kruisers en meerdere torpedojagers tot zinken, vooral in het noorden leden de Duitsers zware verliezen.[2]
- ▸ Ik had de dapperste moeder ter wereld, ik was hartstikke trots op haar en wie iets anders zei zou ik doodslaan.[3]
- (gewestelijk) koen
- moedig
- onbevreesd
geen angst voor gevaar tonend
- Het woord dapper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dapper" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "dapper" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be