tweebenig
- twee·be·nig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | tweebenig | tweebeniger | tweebenigst |
verbogen | tweebenige | tweebenigere | tweebenigste |
partitief | tweebenigs | tweebenigers | - |
tweebenig
- van een levend wezen dat het op twee benen kan lopen
- Veel dinosauriërs en de meeste vogels zijn tweebenig.
- zowel je linker- als je rechter been kunnen gebruiken om te schieten bij voetballen
- De tweebenige spits wat moeilijk tegen te houden.
- Het woord tweebenig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tweebenig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be