halfvleugelig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: halfvleugelig (hulp, bestand)
- IPA: / hɑlˈvløɣələx / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- half·vleu·ge·lig
Woordherkomst en -opbouw
- terugvorming uit halfvleugeligen zn , op te vatten als samenstellende afleiding van half bn en vleugel zn met het achtervoegsel -ig, omdat veel van deze insecten voorvleugels hebben waarvan het voorste deel een hard schild en het achterste deel een zacht vlies vormt [1]
stellend | |
---|---|
onverbogen | halfvleugelig |
verbogen | halfvleugelige |
partitief | halfvleugeligs |
Bijvoeglijk naamwoord
halfvleugelig
- (dierkunde) behorend of met betrekking tot de orde Hemiptera , insecten met zuigbuis, zoals wantsen, bladluizen en cicaden
- ▸ Cochenille is ’n rode kleurstof, die men verkrijgt door ’t drogen van de wijfjes van een halfvleugelig insect, de Coccus cacti (…).[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'halfvleugelig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Rivière, P.J.F.H. van de (red.)“Jeugd encyclopedie” (1941), W. de Haan, Utrecht, p. 275 kol. 1