1. De groene schildwants Palomena prasina   is een halfvleugelige.
  • half·vleu·ge·li·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord halfvleugelige halfvleugeligen
verkleinwoord - -

de halfvleugeligev / m

  1. (dierkunde) benaming voor insecten uit de orde Hemiptera  
     Rugzwemmer. Dit is een halfvleugelige, die de eigenaardige gewoonte heeft op haar rug te zwemmen[2]

halfvleugelige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van halfvleugelig
     ‘Light verse’ kun je deze poëzie dan ook niet noemen. En helemaal niet waar Marijnis zijn persoonlijke woede of ontgoocheling verwoordt, zoals in ‘Spuugbeestje’. Daarin typeert hij het halfvleugelige insect Philaenus spumarius in de slotregels als
    ‘een bleekgroen beestje dat zijn heil
    – als ik – zoekt in poëtica van lucht en kwijl’.
    [3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron Watervolkje, Katholiek Vrouwelijk Jeugdwerk, Utrecht in: Bloesem, jrg. 1951, nr. 6 (juni 1951), p. 106
  3.   Weblink bron
    Arie van den Berg
    “De dichter is een spuugbeestje” (23 mei 2003) op nrc.nl