Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vos·kleu·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen voskleurig voskleuriger voskleurigst
verbogen voskleurige voskleurigere voskleurigste
partitief voskleurigs voskleurigers -

Bijvoeglijk naamwoord

voskleurig

  1. (paardrijden) rood, kastanjebruin
      Alzoo de Persoon Carel Fredrik Steiner [...] op den 2 Augusty dezes Jaars op één Schelmagtige wyze is doorgegaan met 137 stuks halve Louis [d'Or en] 1 267 Ryksdaalders aan Zilver Geld, welke hy naar het Post - Compt. zou brengen[...]; hy is vertrokken op eén Voskleurig Paard, mèt een witte Vlak voor de Kop, aanhebbende een broek van gespikkeld Laken[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Leydse courant” (25 augustus 1775)