Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gods·vruch·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen godsvruchtig godsvruchtiger godsvruchtigst
verbogen godsvruchtige godsvruchtigere godsvruchtigste
partitief godsvruchtigs godsvruchtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

godsvruchtig

  1. van een persoon dat hij gelooft in god
     Hij sprak over zielenheil, een ziel die er is, of je het nu gelooft of niet. Hij sprak als een godsvruchtig man. Hij zag eruit als een duivelaanbidder[1].
     Het is de eerste Mariakapel ooit in de buurtschap die van oudsher een katholiek en godsvruchtig bolwerk is. In de Ageler Es staat al enkele honderden jaren een landkruis waar nog elk jaar door de Ageler boeren wordt gebeden om een goed gewas.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Noorderlicht” (2021), de Crime Compagnie, ISBN 9789461094766
  2.   Weblink bron “Nieuwe Mariakapel in Agelo nu al een publiekstrekker” (10-06-2014), Tubantia