grappig
- grap·pig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | grappig | grappiger | grappigst |
verbogen | grappige | grappigere | grappigste |
partitief | grappigs | grappigers | - |
grappig
- de lust tot (glim-) lachen opwekkend
- Het kind lacht om de grappige clown.
- ▸ Pierewiet. Pierewiet. Het lied met pierewiet gaat over een merel in de lente. Dat mag best, nu de lente in het jasje van de herfst is gaan wonen. Samuel heeft geregeld muziektherapie en voor woorden als pierewiet, zeker bij herhaling uitgesproken, kun je hem wakker maken. Mooie, grappige klank. De herhaling van de ie, de rollende r. Hij lacht uitbundig bij een gezongen pierewiet. Nog een keer, dat refrein. En nog eens.[3]
- ▸ Grappig vond ik zijn opmerking over het motief van mijn reis: ‘Wat is het nut van je wandeling? Je bereikt en verdient er niks mee.’[4]
1. de lust tot (glim-) lachen opwekkend
- Het woord grappig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grappig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ grappig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Samuel is trommelaar op zijn eigen klankkast” (18 oktober 2017), de Volkskrant
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be