• grap
  • In de betekenis van ‘kwinkslag’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1761 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord grap grappen
verkleinwoord grapje grapjes

degrapm

  1. verhaal dat of handeling die erop gericht is om de lachlust op te wekken
    • Hij haalde een kostelijke grap uit. 
     ’Wie weet er een mop?’ riep een aarzelende stem. Een voor een begonnen we grappen en verhalen met elkaar te delen om de moed erin te houden.[2]
     Zit ik nu de clou van een intens slechte grap te vertellen? Terwijl er een jong meisje gaat sterven aan een tennisbal in haar kop? Een kind nog dat mijn schaamhaartjes telde met haar tong.[3]
     Hij zou een grap hebben gemaakt waar iedereen om zou moeten grinniken.[4]
vervoeging van
grappen

grap

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grappen
    • Ik grap. 
  2. gebiedende wijs van grappen
    • Grap! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grappen
    • Grap je? 
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]
  1. "grap" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Marion Pauw e.a.
    “4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
  4. Ronald Giphart e.a.
    “Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be