blague
- bla·gue
- verzonnen verhaal dat zo wordt verteld dat er naderhand kan worden gelachen om mensen die het toch geloven
- Van een ‘hoax’ wil Van Tienen niet spreken. Dat "riekt naar oplichting": "maar ik kan mij de teleurstelling van Vic van de Reijt voorstellen dat hij (en nog een paar anderen) in deze blague met literaire connotatie in eerste instantie getrapt is." [2]
- Het woord blague staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blague" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ blague op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Nieuwenhuis, R.Bureau-Blague zet Elsschottianen (even) op het verkeerde been (18 juni 2014) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-02-27
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
blague v
- buidel waarin een pijproker zijn tabak meeneemt
- (figuurlijk) keelzak van een pelikaan
- (figuurlijk) verzonnen verhaal dat zo wordt verteld dat er naderhand kan worden gelachen om mensen die het toch geloven, grap, mop
- [3] Nederlands: blague
- ↑ blague (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994)
op de website cnrtl.fr
.