joke
- joke
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘grap’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- van Engels joke [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | joke | jokes |
verkleinwoord | - | - |
de joke m
- uiting of handeling die erop gericht is mensen aan het lachen te maken
- (bij uitbreiding) iets wat niet serieus kan worden genomen, iets belachelijks
- Het woord 'joke' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "joke" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "joke" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ joke op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
joke | jokes |
joke
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to joke |
he/she/it | jokes |
verleden tijd | joked |
voltooid deelwoord |
joked |
onvoltooid deelwoord |
joking |
gebiedende wijs | joke |
joke
- een grap maken, gekscheren, schertsen