• joke
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘grap’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • van Engels joke [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord joke jokes
verkleinwoord - -

de jokem

  1. uiting of handeling die erop gericht is mensen aan het lachen te maken
  2. (bij uitbreiding) iets wat niet serieus kan worden genomen, iets belachelijks
  1. grap, grol, mop
69 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
joke jokes

joke

  1. grap, joke
vervoeging
onbepaalde wijs to  joke 
he/she/it  jokes 
verleden tijd  joked 
voltooid
deelwoord
 joked 
onvoltooid
deelwoord
 joking 
gebiedende wijs  joke 

joke

  1. een grap maken, gekscheren, schertsen