struisvogel
- Geluid: struisvogel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstrœysfoɣəl / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈstrœʏ̯sˌfoχɔɫ/, /ˈstrʌʏ̯sˌfoʊ̯χɔɫ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈstrœːsˌfoːɣəl/
- (Limburg): /ˈstrœːzˌvoːɣəl/
- struis·vo·gel
- van Middelnederlands voghel struus zn , samenstelling van struis zn en vogel zn , in de betekenis van ‘loopvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | struisvogel | struisvogels |
verkleinwoord | struisvogeltje | struisvogeltjes |
de struisvogel m
- (loopvogels) Struthio camelus , grote loopvogel, die niet kan vliegen
- ▸ 'Moeder heeft de gewoonte je soms, liefdevol en voor de grap maar toch, een struisvogel te noemen,'zei ze en ze legde haar bestek neer.[4]
- struisvogelbiefstuk, struisvogelei, struisvogelfokkerij, struisvogelhals, struisvogelmaag, struisvogelpark, struisvogelpolitiek, struisvogeltactiek, struisvogelveer, struisvogelvlees
- Indien struisvogel wordt beschouwd als individu van de familie struisvogels zie dan Hyponiemen struisvogels
1. Struthio camelus, grote loopvogel, die niet kan vliegen
- Het woord struisvogel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "struisvogel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ struisvogel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "struisvogel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be