• hu·mo·ris·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen humoristisch humoristischer
verbogen humoristische humoristischere
partitief humoristisch humoristischers -

humoristisch

  1. als je ergens om lachen kunt
    • De lereaar gaf een humoristisch voorbeeld waarom de hele klas moest lachen. 
     En hij had hopelijk zowel geamuseerd als humoristisch verteld over de gevreesde sociaaldemocratische machtsovername in Saltsjôbaden.[2]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. humoristisch op website: Etymologiebank.nl
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be