Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ui·en·bed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uienbed uienbedden
verkleinwoord uienbedje uienbedjes

Zelfstandig naamwoord

het uienbedo

  1. deel van een moestuin waarin uien zijn geplant
    • Ga uit van het gewas waar het u om te doen is, en laat het beschermende combinatiegewas zich aanpassen. U hoeft de twee soorten niet per se fiftyfifty te telen. Een enkel rijtje is dikwijls al voldoende: geef het uienbed voldoende compost en zaai middenin of rondom het bed een rij worteltjes. Hier hebben de uien het primaat; de taak van de wortels luidt niet om tot schitterende penen uit te groeien, maar om de uienvlieg weg te houden, en dat doen ze voorbeeldig. Het omgekeerde gebeurt in het wortelbed. [2] 

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen