bed
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bed (hulp, bestand)
- IPA: / bɛt / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /bɛt/
- (Vlaanderen, Brabant): /bɛt/
- (Limburg): /bɛd/
Woordafbreking
- bed
Woordherkomst en -opbouw
- in de betekenis van ‘slaapplaats’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
- van Middelnederlands bedde en Oudnederlands beddi;, verdere etymologie onzeker; mogelijk van Indo-Europees *bhodh-, waarvan bijv. ook het Latijnse fodere zou komen.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bed | bedden |
verkleinwoord | bedje | bedjes |
Zelfstandig naamwoord
het bed o
- (meubel) een meubel gemaakt om in te slapen
- (tuinieren) afgeperkte en/of verhoogde plaats in een tuin, waarop bloemen of gewassen gekweekt worden
- We liepen door de tuin langs een bed met aardbeien.
- (waterbeheer) bedding van een rivier/ onderlaag van een weg
- In de zomer had de rivier zich teruggetrokken in het zomerbed.
- (medisch) plaats in een verpleeginrichting
- Dit instituut heeft een capaciteit van 100 bedden.
Verwante begrippen
- [1] legerstede, sponde
- [2] bloemperk, perk, tuinbed
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. een meubel gemaakt om in te slapen
2. afgeperkte en/of verhoogde plaats in een tuin, waarop bloemen of gewassen gekweekt worden
Gangbaarheid
- Het woord bed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bed" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "bed" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bed op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 11
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bed | bedde |
Zelfstandig naamwoord
bed
Deens
Woordafbreking
- bed
Naar frequentie | 1024 |
---|
Werkwoord
bed
- gebiedende wijs van bede
Werkwoord
bed
- verleden tijd van bide
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bed | bedet | bede | bedene |
genitief | beds | bedets | bedes | bedenes |
Zelfstandig naamwoord
bed, o
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwijzingen
- bed in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
Engels
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bed | beds |
Zelfstandig naamwoord
bed