Nederlands

 
vrouw met bedjasje
Uitspraak
Woordafbreking
  • bed·jas·je
Woordherkomst en -opbouw

samenstelling van  bed zn  en  jasje zn 

enkelvoud meervoud
naamwoord bedjasje bedjasjes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bedjasje o [1]

  1. (kleding) warm jasje dat een vrouw draagt over haar nachtkleding als ze rechtop in bed zit
    • Na de Tweede Wereldoorlog werden veren heel populair in de mode, zij het doorgaans mode voor heel speciale gelegenheden; voor dagelijks gebruik is de veer nooit verder gekomen dan een randje decoratie aan bijvoorbeeld een bedjasje, of als sieraad of decoratie op een hoed. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen