• jas·je
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord jasje jasjes

het jasjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord jas
  2. dim. tant. (kleding) kledingstuk dat romp en armen bedekt, van voren met knopen wordt gesloten en over andere kledingstukken wordt gedragen
  • [2] jasje-dasje
    in formele kleding
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be