leger

Niet te verwarren met: léger

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  leger    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈleɣər / (2 lettergrepen)
  • (Noord-Nederland): /ˈleːχər/
  • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈleːɣər/

Woordafbreking

• le·ger

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘ligplaats (van dier)’ voor het eerst aangetroffen in 1100
• Naamwoord van handeling van liggen ? met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	leger	legers
verkleinwoord	legertje	legertjes

Zelfstandig naamwoord

het leger o

1. (militair) een militaire strijdmacht

   • Het leger trok van Spanje naar Nederland. 

2. (dierkunde) een ondiep kuiltje in het veld of onder begroeiing waar een haas, vos of hert in ligt

Verwante begrippen

• [1] armee, heer, heerschaar, troepenmacht, landmacht
• [2] hol [2], konijnenhol

Hyponiemen

   

Sovjetleger Statenleger arbeidsleger asleger beroepsleger bevrijdingsleger bezettingsleger bondsleger dienstplichtigenleger dijkleger expeditieleger groefleger grondleger guerrillaleger hazenleger heerleger heilsleger heirleger hoofdleger huurleger huurlingenleger interventieleger invasieleger kruisleger landingsleger landleger miljoenenleger moslimleger nachtleger pantserleger politieleger privéleger rebellenleger regeringsleger rijksleger strijdleger terreurleger trollenleger veldleger veroveringsleger verzetsleger volksbevrijdingsleger volksleger vredesleger vrijwilligersleger vrouwenleger werklozenleger winterleger

Afgeleide begrippen

   

legeraalmoezenier legeraanvoerder legeractie legerafdeling legerarts legerauto legerautoriteiten legerbarak legerbasis legerbende legerbericht legerbevelhebber legerbisschop legerbordeel legerbroek legerchef legercommandant legercommando legercommuniqué legercoup legerdeken legerdienst legerdump legereenheid legerfiets legerformatie legerfractie legergeneraal legergroen legergroep legerhelikopter legerhond legerhoofd legerhoofdkwartier legerig legerjas legerjeep legerkamp legerkapitein legerkazerne legerkistjes legerknecht legerkonvooi legerkorps legerkrant legerkringen legerlaars legerleider legerleiding legermacht legermateriaal legermaterieel legermensen legermuseum legernummer legeroefening legeroffensief legerofficier legeronderdeel legeroperatie legeropstand legeroptreden legerorder legerpaard legerpatrouille legerpersoneel legerplaats legerpost legerpredikant legerpsycholoog legerradio legerraket legerrapportage legersandwich legerschaar legerschare legerspits legerstaf legerstede legertank legertent legertocht legertop legertrein legertroepen legertros legertruck legeruniform legerversterking legervliegtuig legervoeg legervoertuig legervoorraad legervorming legerwagen legerwoordvoerder

Vertalingen

    1. een militaire strijdmacht   

Afrikaans: leër (af) Deens: hær (da) g Duits: Armee (de) v, Heer (de) o Engels: army (en) Frans: armée (fr) v Ido: armeo (io)

Papiaments: ehérsito Pools: armia (pl) v Slowaaks: armáda (sk) v, vojsko (sk) o Spaans: ejército (es) m Tsjechisch: armáda (cs) v, vojsko (cs) o

    2. een ondiep kuiltje in het veld   

Spaans: madriguera (es) v

Bijvoeglijk naamwoord

leger

1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van leeg

Werkwoord

vervoeging van
legeren

leger

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van legeren
   

   • Ik leger. 

2. gebiedende wijs van legeren
   

   • Leger! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van legeren
   

   • Leger je? 

Verwante begrippen

• [1] legeer

Gangbaarheid

• Het woord leger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leger" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈleːgəɾ /

Woordafbreking

• le·ger

Naar frequentie	3288

Zelfstandig naamwoord

leger

1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van lege

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈleːgəɾ /

Woordafbreking

• le·ger

Zelfstandig naamwoord

leger

1. nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van lege