legertrein
  • le·ger·trein
enkelvoud meervoud
naamwoord legertrein legertreinen
verkleinwoord

de legertreinm

  1. (spoorwegen) (militair) spoortrein waarop men legermateriaal vervoert
     En met dat ik dat zeg, stappen er uit de goederenwagons achter elkaar allemaal soldaten van het Rode Leger op het talud: het was een legertrein.[2]
     Bij een botsing tussen twee Noord-Koreaanse legertreinen zijn in april mogelijk duizend personen omgekomen. Dat meldt een boeddhistische mensenrechtenorganisatie vrijdag vanuit Seoel. De regering van Zuid-Korea kan de informatie niet bevestigen.[3]
  2. (militair) (verouderd) de stoet van paarden, voertuigen en bijbehorend personeel die achter het leger aan kwam om het leger te bevoorraden
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron
    hrt
    “Treinongeval in Noord-Korea kostte 1.000 levens” (02/06/2006), De Standaard